Over het algemeen wordt aangenomen dat het heelal is ontstaan volgens de oerknaltheorie. Volgens de stand van zaken van deze theorie is het heelal ongeveer 13,75 miljard jaar geleden ontstaan.

 

De Belgische sterrenkundige Georges Lemaître introduceerde in 1927 de theorie dat het universum wat verklaarde dat ver van ons verwijderde sterrenstelsels een roodverschuiving vertoonden. De Amerikaanse sterrenkundige Edwin Hubble vond twee jaren later experimenteel bewijs voor Lemaître theorie. Hij bewees dat alle sterrenstelsels zich van ons verwijderen met een snelheid aangepast tot de afstand ten opzichte van ons. Dit betekent dus ook een begin vanuit een bepaald punt. In 1931 verklaarde Lemaître dat het heelal met de explosie van een oer atoom was begonnen. Onbelangerijk werd deze theorie daarom door de Britse sterrenkndige Fred Hoyle "bigbangtheorie" genoemd, een uitspraak die is blijven hangen. Het belangrijkste bewijs voor de theorie werd in 1964 ontdekt door Arno Allan Penzias en Robert Woodrow Wilson die hiervoor de Nobelprijs voor de Natuurkunde kregen. Zij ontdekten namelijk (bij toeval; ze waren er niet naar op zoek) de achtergrondstraling die werd voorspeld door de oerknaltheorie.

 

Van de verst verwijderde sterrenstelsels is de golflengte van het licht toegenomen, wat betekent dat het heelal met deze niveau is begonnen sinds het licht van deze sterrenstelsels vertrok.